De mannen en vrouwen van '97: Willem Poelstra
Willem Poelstra (1975-1999)
Hijum
Het was muisstil in het dorpje. Het enige geluid kwam van het razende verkeer op de N537, de provinciale weg door het Noord-Friese land van Leeuwarden naar Holwerd. Het was maandagmiddag 13 juni 2016 om precies te zijn, toen ik in Hjium uit de auto stapte, een klein dorpje boven Stiens en vlakbij de Finkummervaart, de verbinding naar naar Bartlehiem. Van de 125 interviews die ik afnam in het voorjaar en zomer van 2016 voor het boek It giet oan, zei Kroes, het verhaal van alle geklasseerde wedstrijdrijders in de Tocht van 1997, was het gesprek met Schelte Poelstra, de vader van Willem het meest aangrijpend.
Willem zakte op zaterdagavond 16 oktober 1999 in elkaar na afloop van de eerste marathon van het seizoen op de Jaap Edenbaan in Amsterdam en overleed later in het ziekenhuis door hartfalen. Iedereen was verbijsterd. Bij vader en moeder Poelstra stond sindsdien de tijd stil.
Schelte wilde het gesprek alleen met mij voeren omdat Willem dat graag gewild zou hebben. Hij stelde na een kopje thee voor om even naar buiten te gaan. Voorjaarsgeluiden en voetstappen op het knisperend grind doorbraken de stilte op het eeuwenoude kerkhofje van Hjium. 'Kijk hier ligt Willem', zei Schelte zacht. Een traan liep over mijn wang.
Willem Poelstra klasseerde zich als tweedejaars A rijder op een zeer verdienstelijke 9e plaats in de Elfstedentocht van 1997. De schok was groot toen het grote talent Poelstra als gevolg van een hartstilstand overleed op 16 oktober 1999, na afloop van een marathon wedstrijd op de Jaap Edenbaan. Schelte (76), de vader van Willem, over het afschuwelijke lot wat de familie Poelstra trof:
Schelte:
"Willem was een zondagskind, hij was altijd vrolijk en hij blonk al op jonge leeftijd uit in verschillende sporten, voetbal, kaatsten, korfbal en natuurlijk schaatsen. Als jongen van acht schaatste hij al voor me uit, dan schaatsten we van Hijum naar Bartlehiem tegen de harde wind in, en Willem maar praten en vragen, 'wat is dat heit en dat..'! Terwijl ik hard moest schaatsen om hem bij te houden. Het parcours van de Elfstedentocht loopt vlak langs ons huis en in de jaren tachtig genoot Willem volop van de Elfstedentochten, die hier langskwamen. Ik weet nog goed dat hij tegen mij zei; 'Heit, dat wil ik ook, marathonschaatser worden'. Hij stopte, toen hij een jaar of twaalf was, met andere sporten en ging zich helemaal op het schaatsen richten.
Willem kon goed leren en ging na de middelbare school naar het Van Hall Instituut, waar hij milieutechnologie ging studeren. Voor iedereen had hij altijd een praatje. Eerst was ik boer, door de schaalvergroting heb ik het melkvee van de hand gedaan, maar hield voor later grond aan voor Willem, hij hield ook van het boerenleven. Op de Weissensee waren de jongens hem weleens kwijt, dan nam hij even een kijkje bij een boer in de omgeving.
Hij kwam in 1997 eigenlijk nog maar net kijken bij het marathonschaatsen. Ik herinner mij nog goed dat hij voor Hijum alleen aankwam schaatsen. Dat had hij ook vooraf gezegd , dat hij wilde a aankomen in Hjium. Het was bar koud en daar kwam hij aan op de Finkummervaart, met zijn mooie slag. Met tranen in de ogen heb ik hem bewonderd, later hebben mijn vrouw Ali en ik hem ook nog gezien bij Bartlehiem. Zijn handen stak hij daar in de lucht van blijdschap.
Na afloop werd er een groot feest voor hem georganiseerd in het dorpshuis van Hjium. Na de Elfstedentocht van 1997 zette hij alles op alles om de volgende Elfstedentocht te kunnen winnen. Op zaterdag 16 oktober 1999 had ik het druk en daarom ben ik niet meegegaan naar de marathon in Amsterdam.
De telefoon rinkelde en dan voel je gelijk dat het niet goed zit, Willem ligt in het ziekenhuis, hij heeft een hartstilstand gehad, was de mededeling. Mijn schoonzoon heeft mij in een sneltreinvaart naar Amsterdam gereden. '',Zeg het maar eerlijk zei ik tegen de dokters, mijn voorgevoel liegt niet. Dat mijn zoon dood was werd kort daarna bevestigd. Wat je dan meemaakt is niet te beschrijven.
Bij de uitvaartdienst puilde het uit in Hijum. Willem had geen vijanden, het hele marathonpeloton was aanwezig. Later komt de echte pijn en de moeizame verwerking. Nog altijd heb ik dagen dat het niet gaat. Tegenover mijn huis ligt Willem op het kerkhof. Een paar keer per week ga ik erheen. Er zijn ook momenten dat ik thuis in eens denk dat hij er is. Het leven gaat verder en je moet het beste er van maken.
Zijn vriendin zat ook diep in de put. Tegen haar heb ik ook gezegd dat ze verder moest met haar leven, later, toen ze trouwde met een andere man, voel je opnieuw het gemis. Daar had Willem moeten staan, schoot door mij heen.
IK heb twee dochters en we hebben veel verdriet samen kunnen verwerken. Ali, mijn vrouw, was mijn steun en toeverlaat. Ze is twee jaar geleden overleden. Haar graf bevindt zich naast dat van Willem. Na de dood van Willem heb ik nooit meer naar het schaatsen gekeken. Ondanks dat Douwe de Vries een neef van mij is, lukt dat niet meer. Douwe weet ook dat het niet aan hem ligt. Als ik schaatsen zie, dan denk ik aan Willem, mijn lieve jongen.”
Tweede van links, Willem Poelstra (Ostrin-ploeg).
Comments