De mannen en vrouwen van '97 John van Dijk, Arend Veenhof en Tino Dekker
John van Dijk haalt zijn stempel in Hindeloopen
John van Dijk
Leeftijd in 1997: 27 jaar
Woonplaats: Landsmeer
Logistiek medewerker
Getrouwd, twee kinderen
John:
“Bij schaatsvereniging De Poelster in Amstelveen ben ik op zevenjarige leeftijd begonnen met schaatsen. Er was in die tijd een sterke lichting met o.a. Yoeri Lissenberg. Voor de top kwam ik tekort en daarom ben ik rond mijn zestiende marathonschaatsen gaan combineren met de langebaan. Door meneer Portengen (sr), de marathoncommissaris in Amsterdam, werd ik in 1990 benaderd om voorspraak van hem te promoveren naar de A-rijders. In het begin moest ik wennen aan het hoge niveau, maar na enige tijd lukte het om de wedstrijden uit te rijden.
Als ongesponsorde rijder moest ik een fulltimebaan combineren met het schaatsen. Hoewel ik een goede techniek heb, miste ik in de finale van wedstrijden vaak net de slag, mede door een gebrek aan training.
Bij de klassieker in Maasland (2-01-1997) hoorden we onderweg dat de Elfstedentocht door zou gaan. De paniek sloeg mij om het hart, want hoe moest ik alles gaan aanpakken, zonder geen sponsor?
Ik was net verhuisd naar Landsmeer en ’s avonds ben ik toen naar een bijeenkomst gegaan van schaatsclub Hard Gaat Ie, daar kwamen schaatsers uit het dorp bijeen die ook zouden deelnemen aan de Elfstedentocht. Via deze contacten kon ik een verblijf in Leeuwarden regelen.
Voor de verzorging tijdens de wedstrijd heb ik familie en vrienden opgetrommeld. Vlak na de start viel, in alle hectiek, het eten en drinken uit mijn zak. Hoewel ik geen goede hardloper ben, wist ik toch voorin de wedstrijd aan te komen bij de Zwette.
Voor mijn gevoel doken we op de schaats een groot donker gat in, waarbij je onderweg af en toe verblind werd door fel schijnende lampen, van tractoren langs de route. Voortdurend schoot het door mijn hoofd, dat ik vooral goed op mijn techniek moest blijven letten. Onderweg naar Sneek werd ik ingehaald door Piet Kleine, hij reed mij zo hard voorbij dat ik niet kon aanklampen.
Op het Slotermeer was de route heel slecht zichtbaar. Om mij heen zag ik mensen vallen of tegen de kant aan schaatsen. Af en toe zwiepten de takken die de route moesten markeren tegen mijn benen aan. In Sloten had ik gerekend op mijn eerste verzorging, maar in alle drukte zag ik mijn vrouw niet staan.
Ondertussen had ik doorgekregen dat ik in de derde groep in de wedstrijd reed. De samenwerking in de groep was goed, als er iemand het moeilijk had werd hij opgepept. Gelukkig zag ik mijn vader bij Workum wel langs de kant staan met een tasje met eten en drinken. Dat is ook de enige bidon geweest die ik gedronken heb tijdens de wedstrijd. Bij de doorkomst in sommige steden reed ik expres even op kop om zo extra te kunnen genieten van de mensenmassa en alle aanmoedigingen.
Op het noordelijk gedeelte van de route raakte ik met Arend Veenhof en Bart Veldkamp los van het groepje waarin we tientallen kilometers samen hadden gestreden tegen de harde wind. Bart zat verschrikkelijk kapot en vroeg voortdurend aan omstanders hoever het nog was.
Na de passage van Dokkum kreeg ik een hongerklop. Op het laatste gedeelte van de wedstrijd werd tussen ons ook de afspraak gemaakt dat we gezamenlijk over de finish zouden gaan. Pas na de finish voelde ik hoe diep ik eigenlijk gegaan was en realiseerde ik mij direct al hoe bijzonder het is geweest om deze wedstrijd meegemaakt te hebben.
De Elfstedentocht van 1997 beschouw ik als een hoogtepunt in mijn sportcarrière. Nog altijd schaats ik fanatiek bij de masters en hoop ik nog een keer als toerrijder de Elfstedentocht mee te maken, want ondanks dat ik er in 1997 van de wedstrijd genoten heb zijn er ook veel dingen in een roes voorbijgegaan. "
Arend Veenhof
Leeftijd in 1997: 35 jaar
Woonplaats: Gieten
Beroep: Hovenier
Getrouwd, twee kinderen
Arend:
"Op de ijsbaan in Gieten werd tegen mij gezegd, toen ik een jaar of tien was, dat mijn ouders noren voor mij moesten aanschaffen omdat ik talent had. Daarom werd ik ook lid van een schaatsvereniging en al snel werd ik gevraagd voor de Drentse langebaanselectie.
Het marathonschaatsen trok mij enorm en begin jaren tachtig marathonwedstrijden gaan schaatsen. Mijn vader was in 1963 lid van de Elfstedenvereniging geworden en toen ik achttien werd wilde ik dat ook aanmelden Mijn vader stelde voor in plaats van lid te worden van de Elfstedenverenging, zijn voorletter op de lidmaatschapskaart te veranderen (hij was inmiddels op leeftijd) in die van mij, op die manier zou ik niet zelf lid hoeven te worden, dat is 1980 door ons aangepast. Op dat lidmaatschap heb ik mij aangemeld voor mijn eerste Elfstedentocht in 1985.
In die tijd was ik B-rijder en er was gezegd dat je op basis van je schaatsprestaties toegelaten werd tot de wedstrijd. Bij de inschrijving had ik een tas bij mij, vol met bekers, medailles en uitslagenlijsten.
Als 128e eindigde ik in die wedstrijd, hoewel het een fantastisch ervaring was, nodige ontbrak er het nodige aan mijn voorbereiding. Die wedstrijd heb ik in 1985 zonder eten en drinken gereden omdat ik vooraf mijn verzorging niet goed had georganiseerd.
Een jaar later, in 1986, had ik het wel goed georganiseerd, als 14e eindigde ik in de Elfstedentocht. Voor mij was het ook bijzonder dat mijn dorpsgenoot en (destijds) collega postbode Henk Ensing ook bij de eerste twintig eindigde, net onze (Drentse) trainingsmaat Roelof Schuiling.
In de zomer van 1996 besloot ik dat het mijn laatste schaatsseizoen zou worden, na in 1994 tweede te zijn geworden in de KNSB cup kon ik mij op sportief gebied niet meer overtreffen, en met een jong gezin was het ook tijd voor andere dingen. Daardoor trainde ik in de zomer van 1996 al minder, bij de Elfstedentocht ontbrak het mij aan voldoende trainingskilometers.
Inmiddels wist ik wel wat een Elfstedentocht inhoudt en dat een goede start heel belangrijk is. Op het Slotermeer ging het in 1997 bij de Elfstedentocht voor mij mis, ik reed op kop van een groepje, maar na enige tijd hoorde ik achter mij niets meer om mij heen. Ik was verkeerd gereden en in het pikkedonker ben ik toen op het geluid vanaf de kant afgegaan om weer op de juiste route te komen.
Hiermee verloor kostbare tijd. Even later kwam ik in een groepje te schaatsen met Bart Veldkamp en John van Dijk. Bart kende ik nog goed van de tijd dat we samen bij de B-rijders hebben gereden. Onderweg vroeg Bart voortdurend aan mensen langs de kant hoever het nog was en als er na enige tijd dezelfde afstand werd toegeroepen, werd hij woedend. De samenwerking in het groepje was overigens uitstekend en ondanks dat we in de laatste kilometers nog ingehaald werden door een groep onder aanvoering van Yoeri Lissenberg zijn we toch bij elkaar gebleven en gelijktijdig over de finish gegaan.
De foto die hiervan genomen werd is later in veel kranten gepubliceerd. Met veel voldoening krijg ik terug op mijn schaatscarrière. Als trainer van de Drentse marathonselectie ben ik nog nauw aan het schaatsen verbonden. Graag zou ik nog een keer van start als toerrijder in de Elfstedentocht, maar door een ongelukkige samenloop van omstandigheden ben ik geen lid meer. Jaren geleden belde bestuurslid George Schweigmann mij op met de vraag hoe het toch kon dat ik in 1963 lid geworden ben van de verenging terwijl ik een jaar daarvoor geboren ben. Met een ‘beetje praten’ kon ik dat allemaal duidelijk maken en ben ik in drie Elfstedentochten van start gegaan. Door de automatisering van het ledenbestand en nieuw beleid werd ik jaren later uit het ledenbestand verwijderd. De medewerker van de Elfstedenvereniging die ik er over belde kon zich totaal niet inleven in mijn situatie en stelde voor dat ik opnieuw lid zou worden. Ik heb er voor bedankt om na zoveel jaren lidmaatschap mij opnieuw te moeten aanmelden maar wil dolgraag meedoen als er een Elfstedentocht wordt gehouden. "
Tino Dekker
Leeftijd in 1997: 27 jaar
Woonplaats: Warmenhuizen
Beroep: Coördinator orderverwerking
Getrouwd, twee kinderen
Tino:
“ Op mijn veertiende ben ik gestopt met voetballen nadat ik merkte dat er steeds meer op elkaar gescholden werd na een verloren wedstrijd. Daarna heb ik een aantal jaren aan wielrennen gedaan. Te vaak had ik het gevoel dat ik daaraan alleen als ‘peloton vulling’ meedeed aan wedstrijden en ik viel ook te vaak. Op mijn zeventiende ben ik overgestapt op het schaatsen en direct aan marathonwedstrijden gaan meedoen. In een jaar promoveerde ik van de C3 categorie naar de C1 en vervolgens een jaar later naar de B-divisie. Na vier jaar als B-rijder geschaatst te hebben was ik er klaar mee om steeds op zaterdagavond in de auto te stappen voor een wedstrijd in het noorden of zuiden van het land.
Een zomer lang deed ik helemaal niets aan sport en ging volop uit. Tot het in de herfst weer begon te kriebelen om te gaan schaatsen. Na een jaar in de C-divisie te hebben geschaatst promoveerde ik opnieuw naar de B-divisie. Opeens lukte het wel om voorin het peloton mee te doen om de prijzen. Het volgend seizoen promoveerde ik naar de A- rijders. Voor dat seizoen werd ik benaderd door de firma Ratex. Ik reed niet voor een ploeg en deze firma wilde mij sponsoren.
Tijdens de klassieker in Maasland, op 2 januari 1997 hoorden we tijdens de koers dat de Elfstedentocht door zou gaan. Op dat moment had ik nooit een wedstrijd gereden over een afstand langer dan honderd kilometer, ook had ik nog nooit in het donker geschaatst. Mijn sponsor regelde het verblijf in Leeuwarden. Op de dag voor de wedstrijd wilde ik mijn schaatsbuizen verwisselen. Nadat ik dat gedaan had kreeg ik het schroefje niet meer aangedraaid. Meer dan twee uur heb ik zitten pielen om dat schroefje vast te krijgen. Het angstzweet stond op mijn rug. En mijn sponsor was al onderweg om ergens in Friesland een schroefje te ritselen.
Uiteindelijk kreeg ik het er toch ingedraaid. De mensen waarbij wij we overnachtten, voor de Elfstedentocht, hadden zelfs hun tweepersoonsbed voor mij af gestaan. 'Wij slapen wel op de bank', zeiden ze tegen mij. Dat vind ik ook een bijzonder element aan de Elfstedentocht, die hulpvaardigheid van de mensen. Voor mij was het halen van het kruisje belangrijker dan de uitslag in de wedstrijd. Net als mijn vader dat in de Elfstedentocht van 1986 dat had gedaan, wilde ik dat ook.
Vooraf had ik met de Richard van Kempen afgesproken dat ik van hun verzorgingsteam (Dasia) gebruik kon maken. Het meemaken van de start was al een belevenis met al die media. Ik ben niet zo’n hardloper en daar verloor ik tijd. Op de Zwette kwamen Piet Kleine en Erik Hulzebosch mij met een noodgang voorbijzetten.
Al een paar was ik flink onderuitgegaan en ik wilde mijn krachten goed verdelen, dus liet ik ze gaan. Na het passeren van het Slotermeer kwam ik in een grote groep te schaatsen met o.a. Jan Maarten Heideman, Miel Rozendaal en Yoeri Lissenberg. Bij de doorkomst in Franeker liepen de koude rillingen over mijn rug, daar stonden zoveel mensen ons toe te juichen. Ik voelde me beresterk tijdens de Elfstedentocht en na Dokkum ben ik gaan versnellen. De hele dag had ik voorzichtig met mijn krachten omgesprongen, maar ik merkte dat ik nog wat over had. Heel graag wilde ik alleen over de finish op de Bonkevaart komen, dat is gelukt.
Mijn vrouw stond daar met bloemen op mij te wachten, ook dat was een geweldig moment waar zelfs TV opnames van zijn gemaakt. Een jaar na de Elfstedentocht van 1997 raakte ik bij een val tijdens een baanmarathon in Haarlem ernstig geblesseerd aan mijn rug. Het lukte daardoor niet meer om op mijn oude schaatsniveau te komen. Helaas heb ik toen na twee jaar sukkelen mijn schaatscarrière moeten beëindigen. Als recreant en schaatstrainer ben ik nog volop betrokken bij de schaatssport.” Mocht er ooit weer een Elfstedentocht georganiseerd worden, dan ben ik van de partij als deelnemer. Ik heb mij nu al voorgenomen om dan te gaan genieten van datgene waar ik in 1997 niet aan toegekomen ben. "
Bron: It giet oan, zei Kroes
留言